Het verhaal achter Wendela Bicker: First lady in de 17de-eeuwse Republiek

‘Het welck mijn hier gerust mijn hooft doet needer leggen, ende den gansche nacht wel doet slaepen, doch niet sonder van u te droomen ende mijn u vrundelijcke troonie [gezicht] menighmaels te vooren comt.’ Met deze zoete woorden besloot Wendela Bicker haar brief van 22 oktober 1665 aan haar geliefde man, raadpensionaris Johan de Witt, die op zakenreis was. Wendela, op 30 december 1635 geboren in Amsterdam, staat bij historici te boek als zorgzaam en volgzaam, maar ook als laaggeletterd en cultureel onderontwikkeld. Kortom, een beetje simpel. Lydia Boer houdt Wendela's reputatie tegen het licht.

Wendela Bicker groeide op met vijf zussen om haar heen, drie oudere en twee jongere. Ze zullen niet naar school zijn gegaan, meisjes van hun stand kregen doorgaans thuisonderwijs: hun ouders waren Jan Bicker en Agneta de Graeff, telgen uit aanzienlijke Amsterdamse regentenfamilies. Wendela’s vader zelf werd in 1647 schepen en in 1653 burgemeester van de stad, maar overleed enkele maanden na zijn benoeming. Na zijn dood, op haar achttiende, ontmoette Wendela de Dordrechter regentenzoon Johan de Witt, weliswaar tien jaar ouder dan zij maar toch erg jong voor zijn functie: hij was sinds een jaar raadpensionaris van Holland en zou een politieke en bestuurlijke hoofdrol gaan vervullen in het Eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672).

Portret van Wendela Bicker. (Afbeelding: Adriaan Hanneman, Teding van Berkhout Collectie, Wikimedia Commons)
 

Romantische briefwisseling
Johan raakte al snel ondersteboven van haar en bleef drie maanden om haar heen draaien. Andere huwelijkskandidates zag hij niet staan. De twee spraken elkaar tussen oktober en december met enige regelmaat, maar pas in januari 1655 stond Wendela hem toe haar brieven te schrijven. Dat werd een stormachtige en gepassioneerde correspondentie, vooral van de kant van Johan die bijna niet kon wachten om met Wendela te trouwen. Hij schrijft dat hij ‘met alle mijne patiëntie [tracht] omme de onverduldicheyt van ’t voorschreven verlangen te overwinnen’, maar hoe dichterbij de ‘geluckige dach’ komt des te meer het ‘onverduldich verlangen d’overhandt neemt’. De twee traden op 16 februari 1655 in het huwelijk. Aan de toon van hun vele brieven is af te lezen dat ze van elkaar hielden.

Portret van Johan de Witt. (Afbeelding: Adriaan Hanneman, Teding van Berkhout Collectie, Wikimedia Commons)
 

Leven in Den Haag
Eenmaal getrouwd betrokken Johan en Wendela het Haagse stadspaleis Huis van Assendelft waar Johan al woonde. Hij huurde overigens maar de helft van het huis, meer kon hij zich vanwege zijn nog bescheiden inkomen als verse raadpensionaris niet veroorloven. Het jonge echtpaar bleef hier niet lang, maar betrok na enkele tijdelijke adressen in 1656 in dezelfde stad een huis aan de Herengracht waar ze voorlopig bleven. Na 5 jaar betrokken ze een huis aan de Hofsingel, vlak bij Johans werkplek aan het Binnenhof.

Een zorgvuldige boedelinventaris
Geheel naar gewoonte viel de bestiering van het huishouden onder Wendela’s verantwoordelijkheden. Ze nam dit zeer serieus, blijkt onder andere uit de boedelinventaris die ze in augustus 1664 opstelde, en die boekdelen spreekt over haar zorgzaamheid. Alle goederen die ze, tijdens de negen jaar dat ze nu getrouwd waren, bijeen hadden gebracht en die zich op dat moment in hun huis bevonden staan erin opgesomd, vaak met het jaar van aanschaf erachter. Opvallend is overigens dat niet alles nieuw werd aangeschaft: één ledikant was een ‘tweedehandsje’, afkomstig van de weduwe van Elias Trip, bij leven vooraanstaand koopman en goede kennis van het echtpaar De Witt.

Een pagina uit de boedelinventaris. (Afbeelding: Huygens Instituut)
 

Luiers van linnen
Ook als Wendela van huis was kon ze zich maar moeilijk losmaken van haar huishoudelijke taken. Toen ze in juli 1655 een paar dagen zonder Johan in Beverwijk verbleef, stuurde ze per brief de opdracht om te kijken of ‘de gordijne voor de glaese al toe sijn’, omdat de zon anders hun nieuwe bed verbleekte. Niet lang na de bruiloft bleek er een baby op komst, wat ook aan de boedelinventaris is te zien. Voor dochter Anna, eind 1655 geboren, werd een welvoorziene ‘luijermant’ aangeschaft met alle benodigdheden voor een boreling, inclusief luiers van linnen. Na Anna volgden nog zeven kinderen, maar slechts vijf van de acht bereikten de volwassen leeftijd: Anna, Agneta, Maria, Johan (Jan) en Jacob.

Broze gezondheid
De kinderen werden binnen een tijdsbestek van twaalf jaar geboren. Dat was zwaar, en Wendela had ook te maken met een broze gezondheid. Kort na het overlijden van haar tweejarige dochtertje Elisabeth werd ze zelf ook ernstig ziek; we weten alleen dat ze de laatste dagen van haar leven benauwd was en hoge koorts had. Na een heel kort ziekbed overleed ze op 1 juli 1668, Johan achterlatend met hun vijf jonge kinderen. Hij verliet het huis waar ze samen gewoond hadden en ging met zijn kroost aan de Kneuterdijk wonen, in wat vandaag de dag nog steeds het Johan de Witthuis heet.

Wendela Bicker wordt in de geschiedschrijving vaak weggezet als een eenvoudige huisvrouw en volgzame echtgenote, maar dat is onterecht. Ze was de toegewijde rechterhand van Johan de Witt. In nummer 4 van Geschiedenis Magazine vertelt Lydia Boer meer over deze kant van Wendela. Meld je voor donderdag 16 mei aan als abonnee, dan valt dit nummer ook omstreeks 30 mei bij jou op de mat.

Delen: