Dodelijke geruchten: Hoe buitenstaanders de schuld kregen van de pest

Complottheorieën bieden onbewezen verklaringen voor schokkende gebeurtenissen die een samenleving diep raken. Ze suggereren dat er sprake is van een kwaadaardige groep samenzweerders die hun eigen, geheime belang dienen. Het internet wemelt van zulke theorieën. Maar ook vroeger tierden ze welig, signaleert Claire Weeda, bijvoorbeeld rondom de pest. Zo wekten mensen die huizen van pestlijders schoonmaakten en de lichamen begroeven, grote achterdocht.

Op de brandstapel
Op 24 september 1468 werd een vrouw uit Wervik op de brandstapel gezet op de Grote Markt van Brugge. Ze was tot deze gruwelijke dood veroordeeld vanwege het opzettelijk verspreiden van de pest. De Brugse kroniekschrijver Anthonis de Roovere (ca.1430-1482) tekent in zijn Excellente cronike op dat de vrouw een aan de ziekte bezweken kind in een ketel had gekookt. Vervolgens had ze met het vocht de drinkputten en fonteinen vergiftigd, ‘omme ’t volk te corrumperene ende ter doot te bringhene’. Nog slinkser was haar actie om het pestsap in de wijwaterbakjes te druppelen. Hierdoor durfden de kerken en kloosters in Brugge de wijwaterbakjes nergens te laten staan. Dit was een ernstige zaak: bezoekers gebruikten dit wijwater als ze een kruis sloegen en het speelde een hoofdrol bij de doop. 

Een vrouw in de gedaante van de heilige Verena, geroemd om haar verplegende gaven, wast de haren van iemand die getroffen is door de pest. (Afbeelding: schilderij 1525, Württembergisches Landesmuseum Stuttgart)
 

Giftige dampen
De beschuldiging aan het adres van deze onfortuinlijke vrouw kunnen we kwalificeren als een complottheorie. De pest was een zeer dodelijke epidemische ziekte, die tussen de 14de en 17de eeuw tientallen miljoenen slachtoffers maakte in Azië, het Midden-Oosten, Afrika en Europa. Vandaag weten we dat de bacterie Yersinia pestis de ziekte veroorzaakte en dat die waarschijnlijk via vlooien en speeksel rondging. In de 14de en 15de eeuw had men andere verklaringen. Het idee was dat giftige dampen voor de verspreiding zorgden. Zo meenden ze dat de pestilentia zich door ‘miasma’ verspreidde. Deze kwade luchtdeeltjes kwamen vrij uit giftige wolken en stinkende, rottende substantie zoals vervuilde waterbronnen, karkassen en afval, en hechtten zich aan voedsel en kleding, waardoor nieuwe slachtoffers vielen. In de 14de eeuw beweerden de dokters vooral dat God die giftige dampen liet ontstaan om de mensen te straffen vanwege hun zondige gedrag. Sommigen zagen er de hand van de duivel in. In de loop van de 15de eeuw legden artsen meer de nadruk op besmetting via mensen en goederen.  

De Sint-Jacobskerk in Leuven tijdens de pestepidemie van 1578-9, waarbij de helft van de stadsbevolking het leven liet. De kerkhoven waren te klein, op verschillende plekken in de stad werden massagraven gedolven en de doden werden ook in tuinen ter aarde besteld. Het verzorgen, ophalen en begraven van de slachtoffers was de taak van de cellenbroeders – zo genoemd omdat ze elk in één kloostercel leefden. Op het schilderij zien we ze met hun tweewielige karren, in hun zwarte mantel met zwarte kap. Ze waren in Leuven actief sinds 1345 en werden door de stad betaald voor hun goede werken. De kooiachtige bouwsels aan de rand van het kerkhof zijn open kapellen waarin polychrome beelden staan opgesteld. (Afbeelding: anoniem, Museum M Leuven).

 

Ketters en heksen
Of men uitging van duivelse manipulaties of besmetting maakte voor het ontstaan van complottheorieën weinig verschil. Complotdenkers zochten een verklaring voor de pest buiten zichzelf. Het moesten andere, kwaadwillende mensen zijn, gedreven door de duivel of door geldzucht. Hun theorieën stonden vaak in het teken van de strijd tussen goed en kwaad en hadden soms een religieuze component. Het is niet voor niets dat vermeende pestveroorzakers soms ter dood werden gebracht op de brandstapel - een lot dat ook anderen kon treffen die de christelijke samenleving zouden bedreigen, zoals ketters en later heksen. De vrouw die in de 15de eeuw op de Brugse Grote Markt werd terechtgesteld, moest vooral boeten omdat ze naar verluidt met haar gerommel met de wijwaterbakjes de uitoefening van kerkelijke rituelen in gevaar had gebracht.

Een beroepsgroep die in de 15de en 16de eeuw ervan werd beschuldigd de pest opzettelijk te verspreiden, waren de verplegers van pestlijders en de schoonmakers van pesthuizen. Zij werden reeuwers of schrobbers genoemd. Wil je weten hoe zulke complotheoriën ontstonden? Dat lees je in nummer 4 van Geschiedenis Magazine. Meld je voor donderdag 16 mei aan als abonnee, dan valt dit nummer ook omstreeks 30 mei bij jou op de mat.

Delen: