Muur Hadrianus voorbeeld voor Trump?

Tijdens zijn campagne voor het presidentschap beloofde Trump een muur te bouwen tegen illegale immigratie vanuit Mexico. Vooralsnog zorgt de muur vooral voor interne crisis in de Verenigde Staten. De muur zal er tijdens Trumps eerste ambtstermijn niet meer komen. Andere wereldrijken lukte het wél om een muur te bouwen. Een protoype is de Muur van Hadrianus uit de 2de eeuw. Hoe werkte die precies?

Het bouwen van muren om ongewenste vreemdelingen buiten te sluiten is geen nieuw verschijnsel. In China werd ten tijde van de Mingdynastie (1368-1644) de 8850 kilometer lange Grote Muur gebouwd om aanvallen van nomadische steppenvolken af te kunnen weren. En ook in Europa hebben heersers in de loop der eeuwen muren opgetrokken om de grenzen van hun rijken te markeren, met als bekendste voorbeeld de Muur van Hadrianus in Noord-Engeland. Hij sloot de landengte tussen het huidige Bowness-on-Solway in het westen en Newcastle in het oosten af. De muur staat weliswaar nergens meer volledig overeind, maar de schilderachtig door het deels bergachtige landschap slingerende fundering is op grote delen van het traject nog altijd zichtbaar.

 

Aanvallen en verdedigen

De Muur van Hadrianus maakte deel uit van het 7000 kilometer lange verdedigingssysteem langs de buitengrenzen van het Romeinse rijk. Dit systeem, dat bekendstaat als de limes, werd steeds aangepast aan de lokale omstandigheden en bestond uit een gordel van forten, muren, wallen, wegen en wachttorens. De basis werd gelegd onder keizer Augustus. Nadat hij in een reeks burgeroorlogen de alleenheerschappij had verkregen, vestigde hij het merendeel van de troepen aan de grenzen of in regio’s die nog niet volledig gepacificeerd waren. Zij werden ondergebracht in grote forten, van waaruit zij opereerden. Deze militaire operaties konden defensief zijn, maar evengoed offensief. 
Aan het eind van Augustus’ bewind vormden de Rijn en de Donau de noordgrens van het rijk. Onder zijn opvolgers wisselden een offensieve en een meer behoudende strategie elkaar af. Claudius liet Brittannië bezetten, Domitianus verschoof de grens tussen Rijn en Donau naar het noorden en Trajanus veroverde Dacië en Mesopotamië. Deze laatste uitbreiding bleek te veel van het goede. Er braken opstanden uit zowel in de nieuw bezette gebieden als elders in het rijk. Aan verschillende grenzen, waaronder Brittannië, ontstonden serieuze problemen omdat Trajanus grenstroepen had ingezet in zijn Parthische oorlog.

 

Palissade van palen tussen Rijn en Donau

Zijn opvolger Hadrianus, die regeerde van 117 tot 138, gooide daarom het roer om. Hij gaf een groot deel van de door zijn voorganger veroverde gebieden op en voerde een consequent behoudende militaire politiek. Dit komt duidelijk tot uitdrukking in de nieuwe vorm van de grensverdediging. Tussen Mainz en Regensburg liet hij een doorlopende palissade van puntige eikenhouten palen aanleggen die Rijn en Donau verbond. Een reeks wachttorens overzag deze afscheiding, terwijl daarachter de legerforten lagen waar de soldaten waren gestationeerd.

 

Geen hout? Dan maar zandsteen

Ook in Brittannië besloot Hadrianus vanwege het ontbreken van een natuurlijke grens een kunstmatige afscheiding te bouwen. Dit gebeurde vermoedelijk tijdens zijn bezoek in 122. Het gekozen traject was al langere tijd intensief gebruikt voor landbouw en was zodoende sterk ontbost. Hout was dus schaars, maar er was langs het traject wel zandsteen in overvloed beschikbaar. Vermoedelijk kwam om die reden hier geen palissade, maar een stenen muur.

 

Meer dan een muur

De 80 Romeinse mijl (120 kilometer) lange Muur van Hadrianus is meer dan alleen een muur. Vijftien forten maakten deel uit van het complex. Daarnaast stond om de mijl (ongeveer anderhalve kilometer) een kleinere fortificatie met uitzichttoren, het ‘mijlkasteel’, en tussen twee fortificaties bevonden zich ook nog twee wachttorens. Mogelijkerwijs was de muur voorzien van een borstwering die patrouilles over de muur mogelijk maakte. Nodig was het niet, omdat het hele traject vanuit de wachttorens was te overzien. Het westelijke deel, 46 kilometer lang, werd in eerste instantie opgetrokken uit hout, plaggen en aarde. Deze wal werd pas na het jaar 160 door een stenen muur vervangen. Parallel aan de muur liep aan de noordzijde een gracht, behalve op die plaatsen waar de helling steil afliep. In de tussenliggende zes meter brede ‘berm’ waren in kuilen houten palen met scherpe punten aangebracht, die een haag van scherpe uitsteeksels vormden. Ook aan de zuidzijde was een gracht gegraven, het vallum, met wallen aan weerszijden. Bij de forten lagen nederzettingen waar zich handelaren en ambachtslieden vestigden die leefden van de dienstverlening aan de hier gelegerde soldaten.

 

Was het een tolmuur?

Wat was de functie van deze muur? Historici en archeologen zagen al vroeg in dat het net als bij de palissade in het noordelijk deel van Germanië niet gaat om een bolwerk dat als zodanig verdedigd kon worden, zoals bijvoorbeeld de stadsmuren van middeleeuwse steden. De linie was daarvoor te langgerekt. Zo’n defensieve strategie had trouwens ook niet de voorkeur van de Romeinen. Zij probeerden vijanden altijd offensief in het open veld te treffen en in een geregelde veldslag te verslaan. De forten langs de muur hadden dan ook grote poorten in de noordzijde, zodat de troepen vijandige legers in het onbezette noorden snel tegemoet konden treden.
Volgens de Hadrianusbiografie in de Historia Augusta (vermoedelijk geschreven in de 4de eeuw) was de muur bedoeld ‘om een scheiding aan te brengen tussen Romeins en barbaars gebied.’ Maar van een daadwerkelijke grens tussen Romeinen en ‘barbaren’ was hier geen sprake. Onder de muur vonden archeologen recente ploegsporen en we mogen daarom veronderstellen dat de afscheiding dwars door een stammengebied liep. Zowel ten noorden als ten zuiden van de muur woonden ‘barbaren’. Het grensleger had dus ook de functie van bezettingsmacht.

 

De reconstructie in South Shields geeft een goede indruk van de imposante, versterkte poortgebouwen en Romeinse legerbases (Foto Adrian Goldsworthy).

 

 

'Contactzone'

Sinds zo’n 25 jaar is het gebruikelijker de limes te beschouwen als een ‘contactzone’ tussen het rijk en zijn buren. De Muur van Hadrianus zou evenals andere grensafscheidingen vooral bedoeld zijn geweest om het grensverkeer te reguleren en tol te heffen op handelswaren. Tolmuren zijn in de geschiedenis inderdaad geen onbekend verschijnsel. In 1734 bijvoorbeeld omringde de Pruisische koning Berlijn ermee. De Brandenburger Tor, waar op 9 november 1989 de waarschijnlijk bekendste afscheidingsmuur uit de moderne geschiedenis definitief viel, was oorspronkelijk een van de achttien poorten in deze tolmuur.

 

Plunderaars onderscheppen

Zonder twijfel heeft de Muur van Hadrianus, net zoals de Chinese Muur, ook zo’n tolfunctie vervuld. De sterke militarisering van de grensafscheiding (en van de limes als geheel) maken een primair economische functie echter onwaarschijnlijk. De limes diende, zoals Adrian Goldsworthy terecht stelt in zijn nieuwe boek over de Muur van Hadrianus en de Romeinse limes in Groot-Brittannië, zeker een militair doel. 
Om dit te begrijpen, is het nodig een blik over de grens te werpen. Met uitzondering van het Parthische rijk in het oosten hadden de Romeinen geen gelijkwaardige militaire tegenstanders. De volken aan de andere kant van de grens waren in losse stamverbanden georganiseerd. Stamhoofden hadden vaak een gewapend gevolg van professionele krijgers. De militaire acties van deze groepen bestonden in de regel uit gewapende plundertochten bij de buren: de rijke steden en villa’s in het Romeinse rijk vormden begeerlijke doelwitten. 

De Romeinse grensverdediging was hierop ingericht. Zij kon weliswaar niet altijd verhinderen dat gewapende groepen doorbraken, maar de muur en de grachten vertraagden de invallen. Bovendien maakte het systeem van wachtposten een vroegtijdig alarm mogelijk. De troepen in de forten konden de invallers vervolgens tijdens het plunderen of op de terugweg met hun buit onderscheppen. De cavalerie, waarvan er relatief veel eenheden aan de Muur van Hadrianus waren gelegerd, was hiervoor een bijzonder bruikbaar instrument. Eventueel kon het leger daarna een strafexpeditie uitvoeren in het stammengebied.

 

Rijn en Donau

In de antieke geschiedschrijving heeft dit kleinschalig oorlogsgeweld nauwelijks aandacht gekregen. Andere bronnen laten er soms een glimp van zien. Zo richtte een cavalerieprefect nabij de Muur van Hadrianus een altaar op na succesvol ‘een bende Corionototaten te hebben afgeslacht’. (Over welk volk dit exact gaat, is niet bekend). Inscripties uit het Donaugebied melden dat keizer Commodus ‘de hele rivieroever voorzag van versterkte posten […] en ook van garnizoenen die op gunstige plekken tegen de clandestiene grensoverschrijdingen van rovers werden gestationeerd’. Het was waarschijnlijk ook in zijn regeringsperiode (180-192) dat de grenspalissade in Raetië, in de huidige Duitse deelstaten Baden-Württemberg en Beieren, door een stenen muur werd vervangen. 

Anders dan in de moderne literatuur nog weleens wordt gesteld, vormden ook de Rijn en de Donau effectieve barrières voor grootschalige grensoverschrijdingen. Dankzij intensieve patrouilles en een stelsel van forten en wachttorens hadden zij dezelfde functie als grensmuren en palissades. Nog in de 4de eeuw noemde bisschop Ambrosius de Rijn daarom een ‘verdedigingsmuur van het rijk tegen wilde volkeren’.

 

Bolwerk van de beschaafde wereld

Hoewel de Romeinen er dus nooit in slaagden zulke plundertochten helemaal te voorkomen, was er dankzij deze grensorganisatie onder normale omstandigheden geen sprake van een serieuze bedreiging van het rijk. Alleen wanneer grenstroepen elders werden ingezet en de bezetting wezenlijk verkleind was, slaagden stammenlegers erin door te breken en het verstedelijkte achterland te bedreigen. Dit gebeurde tijdens de regering van Marcus Aurelius, toen Donaugrenstroepen werden ingezet in een oorlog tegen de Parthen en de Marcomannen plunderend tot diep in het rijk doordrongen. 
Dankzij de grensorganisatie van Hadrianus beleefde een groot deel van het Romeinse rijk tussen 120 en 166 een periode van economische en culturele bloei. De keizers presenteerden de limes nu als een afscheiding tussen de eigen Grieks-Romeinse beschaving en de ‘barbaren’. De Griekse redenaar Aelius Aristides verwoordde deze ideologie in zijn lofrede op Rome: ‘Rondom de buitenste ring van de beschaafde wereld trok u [Hadrianus’ opvolger Antoninus Pius] een tweede linie, zoals men doet bij het ommuren van een stad. […] Het leger omsluit als een bolwerk de beschaafde wereld.’

 

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine.

Delen: