Riddertoernooi: hoezo edel steekspel?

Een middeleeuws toernooi! We zien twee geharnaste ruiters voor ons. In volle vaart proberen ze elkaar uit het zadel te stoten. Ze strijden om de eer of om de bewondering en liefde van een adellijke dame. Dit klopt allemaal wel, maar het toernooi begón heel anders.

In juni 1559 nam de Franse koning Hendrik II een fataal besluit. Om zijn tanende prestige op te vijzelen wilde hij schitteren in een riddertoernooi. Het plan was om met zo’n steekspel te bewijzen dat hij, toch al veertig, nog altijd in staat was een jongere opponent uit het zadel te lichten. Het liep anders. Het vizier van de koning vloog open tijdens een duel met Gabriel Montgomery, nota bene de commandant van de koninklijke lijfwacht. Een splinter van Montgomery’s gebroken lans doorboorde Hendriks oog. Hij stierf tien dagen later. Omdat hij geen meerderjarige zonen had, werd zijn weduwe Catharina de Medici regentes. Frankrijk ging een periode van politieke instabiliteit en gewelddadige godsdiensttwisten in. En dan te bedenken dat Hendrik zijn viriliteit wilde demonstreren met een sport die al op sterven na dood was. Het hoogtepunt van de toernooikoorts lag enige eeuwen eerder. Toen had het al vele transformaties doorgemaakt na zijn ontstaan in de 11de eeuw.

 

veel ridders
Na omstreeks 1400 werden toernooien niet meer op het open veld georganiseerd maar op een centraal stadplein. Hier is een treffen afgebeeld op het Santa Croce-plein in Florence (door Apollonio di Giovanni, ca. 1440, Yale University Art Gallery).
 

De ‘beste toernooiridder ter wereld’
Het oer-steekspel verschilde op het eerste gezicht weinig van daadwerkelijke oorlogvoering: het was een tamelijk ongereguleerde ‘mêlee’, een chaotisch massagevecht waar ruig en fanatiek werd gestreden om zo veel mogelijk buit binnen te halen. Een prachtige bron voor deze vroege toernooien is de levensbeschrijving van de Engelse ridder William Marshall, eerste graaf van Pembroke (1144-1219), in het Nederlands verschenen als Willem de Maarschalk. Of de beste ridder ter wereld.

19.200 dichtregels
Willem was als jongere zoon uit een adelsgeslacht uitgesloten van het erven van het familiebezit en daarmee veroordeeld tot het zoeken naar andere middelen van bestaan. Door zijn vaardigheden op het toernooiveld steeg hij aanzienlijk op de sociale ladder. Als professioneel toernooiridder kreeg hij een enorme faam en verzamelde hij een fortuin.
Het leven van Willem de Maarschalk is overgeleverd in een gedicht van ruim 19.200 regels dat na zijn dood werd opgesteld in opdracht van zijn oudste zoon Willem. De dichter, van wie enkel de voornaam Jan bekend is, ging hierbij vooral af op de herinneringen van Jan van Early, schildknaap en later volgeling van Willem de Maarschalk. Het gedicht, waarvan slechts één exemplaar is overgeleverd dat tegenwoordig wordt bewaard in de Pierpont Morgan Library in New York, beschrijft zestien toernooien.

 

2 ridders
Steekspel tussen de hertog van Kleef en Jacques de Lalaing (Vlaams miniatuur ca. 1530, J. Paul Getty Museum).


Elke week een toernooi
Hoe belangrijk de toernooien waren voor Willems carrière, blijkt wel uit het feit dat zijn biograaf voor de jaren 1173-1183 ongeveer 2500 verzen lang over nauwelijks iets anders schrijft. Hij vertelt allerlei details die totaal niet stroken met het beeld dat we nu nog hebben van het toernooi. Zo blijkt uit Willem de Maarschalks levensbeschrijving dat er destijds vrijwel elke week wel ergens een toernooi werd georganiseerd in Noord-Frankrijk, het centrum van de toernooicultuur.
Hoe gingen deze 12de-eeuwse toernooien precies in hun werk? En waarom deden de ridders eigenlijk mee? Het was toch een gevaarlijke sport…
Lees het in het november-december-nummer van Geschiedenis Magazine, vanaf 23 november in de winkel!
 

Delen: