Was de Amerikaanse Revolutie een ‘nobele strijd’?

Aangevoerd door de onverschrokken Founding Fathers, onzelfzuchtige vrijheidsstrijders zoals George Washington, bevrijdden de strijders hun land van de Britse tirannie – de Amerikaanse Revolutie heeft bij het grote publiek in de Verenigde Staten het aureool van een nobele strijd. Maar wat zeggen historici ervan? Was het niet gewoon een ‘ordinaire’ burgeroorlog? En waren de Founding Fathers eigenlijk wel zulke helden? Eduard van de Bilt zoekt naar het ware verhaal.

De Amerikaanse Revolutie: een korte samenvatting van de oorzaken

De Amerikaanse Revolutie in een notendop: dertien Britse koloniën in noordelijk Amerika kwamen in 1775 in opstand tegen het moederland. Er was hier een vorm van lokale democratie ontstaan, omdat de kolonisten bestuurlijk vooral op zichzelf waren aangewezen. De belastingen werden echter eenzijdig vastgesteld door Londen. Tussen 1764 en 1774 kwamen er tal van nieuwe heffingen. De schatkist van koning George III was namelijk leeg na een reeks oorlogen tegen Frankrijk om de koloniale macht in Noord-Amerika. De vrede was getekend in 1763 en Londen probeerde sindsdien politiek en financieel meer greep te krijgen op het immense Britse territorium overzee.
 

Legerleider Washington komt op 3 januari 1777 zijn mannen bij Princeton te hulp, hij heeft dokter Benjamin Rush bij zich. Op de voorgrond sterft generaal Hugh Mercer door Britse hand. Het schilderij van John Trumbull (1756-1843) ademt de sfeer van heroïsche opofferingen en uiteindelijke victorie de die traditionele verhalen rondom de Amerikaanse revolutie lang kenmerkten. John Trumbell, The Death of General Mercer (ca. 1800). Bron: Yale University Gallery, New Haven (PD)
Legerleider Washington komt op 3 januari 1777 zijn mannen bij Princeton te hulp, hij heeft dokter Benjamin Rush bij zich. Op de voorgrond sterft generaal Hugh Mercer door Britse hand. Het schilderij van John Trumbull (1756-1843) ademt de sfeer van heroïsche opofferingen en uiteindelijke victorie de die traditionele verhalen rondom de Amerikaanse revolutie lang kenmerkten. John Trumbell, The Death of General Mercer (ca. 1800). Bron: Yale University Gallery, New Haven (PD)

 

Het begin van de Amerikaanse Revolutie

Vertegenwoordigers van de Amerikaanse kolonisten, welvarende mannen, kwamen sinds 1774 regelmatig in een Continental Congress in Philadelphia bijeen om politiek te overleggen, maar er zat geen koloniale afvaardiging in het Britse parlement. De heffingen moesten ze maar slikken. De situatie veroorzaakte veel wrevel en zo begonnen in 1775 bij Lexington en Concord de vijandelijkheden tegen Britse koloniale troepen. Het protest was aanvankelijk vooral gericht tegen de belastingwetten, maar kreeg al snel het karakter van een onafhankelijkheidsoorlog. De publicatie van het vurig republikeinse pamflet Common Sense van Thomas Paine in januari 1776, dat George III een ‘royal brute’ noemde, was een belangrijke impuls voor de gedachte dat breken met deze ‘tiran’ en zijn koninkrijk gerechtvaardigd en zelfs noodzakelijk was. Binnen een paar maanden waren 500.000 exemplaren verkocht.

Op 4 juli 1776 verklaarden de koloniën zich onafhankelijk. De legers en milities van de nieuwe Verenigde Staten vochten onder leiding van opperbevelhebber George Washington tegen de Britten. Ze kregen hulp van Frankrijk, de Nederlandse Republiek en Spanje die door erkenning van de VS hoopten aartsvijand Engeland dwars te zitten. Na de Amerikaanse zege bij Yorktown in 1781 gaf het Britse leger zich over, maar op zee ging de krachtmeting tussen de Europese grootmachten nog door. De buitenlandse hulp bepaalde samen met de groeiende militaire knowhow van de Amerikaanse rebellen en gebrekkig inzicht aan Britse kant de uitkomst van de strijd. In 1782 draaide het parlement in Londen de geldkraan dicht en kwam een eind aan de oorlog.

De Amerikaanse Revolutie en de Verlichting

De zogeheten Founding Fathers stelden in 1787 in Philadelphia op basis van verlichte principes een grondwet op die nog steeds, samen met de Bill of Rights (1791), de grondslag is van het Amerikaanse politieke en juridische stelsel. Bij de eerste presidentsverkiezingen, in 1789, won George Washington.

Amerikaanse historici hebben lange tijd de neiging gehad om deze gebeurtenissen te verheerlijken en uniek te verklaren. Al kort na de oorlog begon de ophemeling van de revolutie en haar belangrijkste vertegenwoordigers met de publicatie van twee biografieën van George Washington. De voorzitter van het hooggerechtshof John Marshall en David Ramsay, politicus en historicus uit South Carolina, presenteerden hem in hun levensschetsen uit respectievelijk 1804 en 1807 als een groot leider.

Amerika’s exceptionalisme

In 1826 bleek de Verenigde Staten zelfs rijp voor politieke afgoderij. In de zomer stierven twee andere Founding Fathers, John Adams en Thomas Jefferson. Dat beiden precies op de dag af vijftig jaar na de Onafhankelijkheidsverklaring van 4 juli 1776 overleden, was voor de Amerikaanse publieke opinie een teken van Gods bedoelingen met hun land. Er ontwikkelde zich een ‘civil religion’ met een goddelijk voorbestemde glorieuze toekomst voor de VS als credo en de Founding Fathers als uitzonderlijke rolmodellen voor latere generaties politici. Amerika was exceptioneel, maar de revolutie had volgens de Amerikanen zelf toch ook internationale allure: in de ogen van veel tijdgenoten wezen hun revolutie en haar leiders de hele westerse wereld de weg.

Deels klopt dit. Zo zat Thomas Paine, geboren in Engeland maar sinds 1774 actief in Amerikaanse revolutionaire kringen, tijdens de Franse Revolutie namens de Girondijnen in de Franse volksvertegenwoordiging. John Adams was als Amerikaans ambassadeur een gezocht figuur onder de Hollandse Patriotten en hij correspondeerde bijvoorbeeld met de anti-orangistische politicus Joan Derk van der Capellen, auteur van het republikeinse pamflet Aan het volk van Nederland (1781).
 

De band tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie kreeg een persoonlijke toets door de samenwerking tussen George Washington en Lafayette, de Franse aristocraat. Op dit schilderij uit 1859 zien we hoe Lafayette Washington na de oorlog in 1784 komt opzoeken op zijn landgoed Mount Vernon. Links zit een tot slaaf gemaakte vrouw, rechts enkele andere vrouwen: zij blijven buiten de politieke besprekingen en houden zich maar bezig met borduurwerk en bloemen. Thomas Richard Rossiter en Louis Rémy Mignot, Washington and Lafayette at Mount Vernon (1859). Bron: Metropolitan Museum of Art, New York (PD)
De band tussen de Amerikaanse en de Franse Revolutie kreeg een persoonlijke toets door de samenwerking tussen George Washington en Lafayette, de Franse aristocraat. Op dit schilderij uit 1859 zien we hoe Lafayette Washington na de oorlog in 1784 komt opzoeken op zijn landgoed Mount Vernon. Links zit een tot slaaf gemaakte vrouw, rechts enkele andere vrouwen: zij blijven buiten de politieke besprekingen en houden zich maar bezig met borduurwerk en bloemen. Thomas Richard Rossiter en Louis Rémy Mignot, Washington and Lafayette at Mount Vernon (1859). Bron: Metropolitan Museum of Art, New York (PD)

 

Thomas Jefferson droeg als Amerikaans ambassadeur in Parijs bij aan het begin van de Franse Revolutie door aristocraten als de markies de Lafayette te helpen bij het opstellen van hun Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen (1789). Lafayette was overigens zelf kort na de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring naar de VS gereisd om de rebellen zijn diensten aan te bieden; hij werd eerst Washingtons adjudant en vocht later na de Franse erkenning van de VS mee tegen de Britten.

George Washington werd, evenals Founding Father James Madison, tijdens de Franse omwenteling van 1789 tot Frans ereburger benoemd. Washington kreeg zelfs de sleutel van de Bastille opgestuurd: Lafayette, inmiddels hoofd van de Franse Nationale Garde, liet hem met hulp van onder anderen Tom Paine dit kleinood bezorgen om de band tussen de twee revoluties te vieren.

Willem van Oranje een ‘vroege’ George Washington

Amerikaanse politici overdreven echter wel in hun behoefte om overal kopieën van hun eigen lichtend voorbeeld te zien. Elke onafhankelijkheidsbeweging in Europa en Zuid-Amerika in de negentiende eeuw trad volgens hen in hun voetsporen. Als er maar ergens de positie van een vorst of aristocratie ter discussie werd gesteld, steunden Amerikanen de zaak: de Mexicaanse afscheiding van Spanje in 1821, het Griekse streven naar zelfstandigheid in de jaren 1820 en de Europese revoluties van 1830 en 1848.

Ook diverse historici laten hun beeld van het verleden beïnvloeden door fraaie gedachten over de spilfunctie van de Verenigde Staten. Zo was Willem van Oranje voor de negentiende-eeuwse geschiedschrijver uit Boston John Lothrop Motley een ‘vroege’ Washington. En toen Otto von Bismarck in 1871 Duitsland verenigde, zag de vooraanstaande Amerikaanse historicus George Bancroft deze Pruisische minister-president als een ‘tweede’ George Washington. Robert R. Palmer liet in zijn tweedelige The Age of Democratic Revolution (1959 en 1964) zien hoe tot 1800 met wisselend succes een democratiseringsgolf de Westerse wereld overspoelde, met de geslaagde Amerikaanse omwenteling als startpunt.

Politiek denker Hannah Arendt zette in On Revolution (1963) de Amerikaanse revolutie neer als een succesvolle omwenteling, en in zoverre radicaal anders dan de grote revoluties in Frankrijk (1798), Rusland (1917) en China (1949). Deze vervingen immers allemaal de ene tirannie door een andere, aldus Arendt, maar de Amerikaanse omwenteling schiep juist een nieuwe structuur waardoor iedereen toegang kreeg tot de politiek.

Founding Fathers: seksisten en racisten?

Gordon Wood herhaalde in zijn Radicalism of the American Revolution (1992) Arendts argument dat er na 1776 in Amerika een democratische samenleving ontstond, maar het was inmiddels een heel andere tijd. Zijn epische loftuitingen wijken nogal af van de negatieve toon die was gaan klinken in de academische wereld. Sinds de opkomst van vrouwengeschiedenis en zwarte geschiedenis in de jaren zeventig waren verschillende Founding Fathers te kijk komen te staan als seksisten en racisten. Jefferson, Madison en Washington waren inderdaad slavenhouders met dubieuze ideeën over mensen van kleur, en vrouwen werden zeker slecht bedeeld: de nationale grondwet van de nieuwe vrije republiek (1787) verleende aan hen geen kiesrecht. Overigens liet de federale grondwet aan de deelstaten over wie precies mochten stemmen: meestal witte mannen met bezit.
 

Amerikaanse revolutionairen halen een standbaald van koning George III neer. Balthasar Friedrich Leizelt, Destruction of the Royal Statue in New York (ca. 1776). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Amerikaanse revolutionairen halen een standbaald van koning George III neer. Balthasar Friedrich Leizelt, Destruction of the Royal Statue in New York (ca. 1776). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Was de Amerikaanse Revolutie wel zo radicaal?

Een andere moderne benadering plaatst vraagtekens bij het exclusieve en maatgevende van de Amerikaanse Revolutie. Jonathan Israel met zijn The Expanding Blaze. How the American Revolution Ignited the World, 1775-1848 (2017) en Janet Polasky met haar Revolutions Without Borders. The Call to Liberty in the Atlantic World (2015) laten goed uitkomen hoe de Amerikaanse Founding Fathers en publicisten zoals Tom Paine eind achttiende, begin negentiende eeuw deel uitmaakten van een trans-Atlantisch netwerk van denkers en activisten. Niet alleen de Amerikanen stelden de vanzelfsprekendheid ter discussie van de monarchie als regeringsvorm en van de macht van aristocraten. Ook anderen probeerden de politiek toegankelijk te maken voor ‘het volk’.

Ten slotte wordt tevens het verstrekkende karakter van de Amerikaanse Revolutie tegenwoordig gerelativeerd. Dankzij studies als Avengers of the New World. The Story of the Haitian Revolution (2005) van Laurent Dubois stellen historici de Amerikaanse opstand nu tegenover de Haïtiaanse omwenteling van 1791-1804. Onder leiding van Toussaint L’Ouverture kwamen slaafgemaakten in opstand, verklaarden zich vrij van hun meesters én onafhankelijk van moederland Frankrijk. Hier kwamen mensen van kleur aan de macht, terwijl het nog anderhalve eeuw duurde, tot de Voting Rights Act van 1965, vooraleer mensen van kleur in de Verenigde Staten stemrecht kregen en het pas echt een democratische republiek werd. Daarom, zegt onder meer Greg Grandin in zijn Empire of Necessity. Slavery, Freedom, and Deception in the New World (2014), was de Haïtiaanse de meest radicale van de Atlantische revoluties van eind achttiende eeuw.

Het nieuwe verhaal van de Amerikaanse Revolutie

Wat waren nu de grondbeginselen van de revolutie voor tijdgenoten buiten het gebruikelijke pantheon van Founding Fathers? Russell Shorto vervlecht in zijn Lied der revolutie (Ambo/Anthos, 2017) biografische schetsen van een oorspronkelijke bewoner, een vrouw, een slaafgemaakte, een witte populist, een Britse aristocraat én George Washington tot een complex en veelvormig beeld van vrijheidszoekers. Geschiedenis van de Amerikaanse vrijheid, zo luidt dan ook de ondertitel van zijn boek, maar het neigt naar een wat achterhaalde verheerlijking van individualisme. Bovendien zullen diegenen die Washington als opperbevelhebber van een van de betrokken partijen mede verantwoordelijkheid houden voor de wreedheden van de strijd, in Shorto’s boek slechts terloops een kandidaat voor een oorlogstribunaal zoals dat in Den Haag herkennen.

Dat deze oorlog net zoals alle oorlogen wreed en vuil was en dat leiders zoals Washington bloed aan hun handen hadden, kwam vroeger zelden helder in beeld. Als dat wel gebeurde, was het altijd met vermelding van het hogere, haast goddelijke doel waarvoor gevochten was: de strijd tegen de Britse koloniale tirannie. Zo schreef Thomas Jefferson in 1787 in een brief vergoelijkend dat ‘de boom van vrijheid af en toe besprenkeld moet worden met het bloed van patriotten en tirannen’.
 

Een Britse spotprent waarop vijf patriotten een Britse loyalist insmeren met pek en veren, en hem dwingen thee te drinken. Philip Dawe, The Bostonians Paying the Excise-man, or Tarring and Feathering (1774). Bron: Wikimedia Commons (PD)
Een Britse spotprent waarop vijf patriotten een Britse loyalist insmeren met pek en veren, en hem dwingen thee te drinken. Philip Dawe, The Bostonians Paying the Excise-man, or Tarring and Feathering (1774). Bron: Wikimedia Commons (PD)

 

Het leed dat voorheen vooral aandacht van historici kreeg, betrof de opofferingen van de Amerikaanse soldaten en vooral van hun leiders. Zo is breed uitgepakt over Abigail en John Adams, die elkaar zo misten toen John in Philadelphia zat als lid van het Continental Congress en lange tijd als ambassadeur overzee was terwijl zij hun boerenbedrijf runde. George Washington verrichtte zijn taak als opperbevelhebber in het besef dat zijn plantage tijdens zijn afwezigheid minder goed geleid werd en hij dus zijn eigen portemonnee benadeelde door zijn bijdrage aan de strijd en de politiek.

In plaats van deze bewierookte offers besteden recente studies echter veel meer aandacht aan het feit dat lang niet alle inwoners van de kolonies de rebellie tegen Engeland steunden en het feit van het bloedvergieten en andere nare gevolgen voor de bevolking. En wat ook nieuw is: de erkenning van misstanden aan Amerikaanse zijde.

De werkelijkheid van de Amerikaanse Revolutie: het échte verhaal

Want wat was de werkelijkheid? Zij die dienst namen in het leger van George Washington, kenden grotere ontberingen dan hij of de officieren. Er was sprake van achterstallige soldij, maar dat vormde niet het grootste probleem. De soldaten moesten eerst maar eens zien te overleven, zowel in de gevechten als tijdens de vaak erbarmelijke omstandigheden daarna.

Voedsel was voortdurend een probleem. Niet elke inwoner bleek bereid de strijdkrachten van Washington te steunen met bijvoorbeeld voedsel en onderdak, alle latere verheven retoriek over de anti-Britse eendracht ten spijt. Niet iedereen wilde meevechten aan Amerikaanse kant. En dus zag Washington zich gedwongen hardhandig op te treden om de voedselvoorziening van zijn strijdkrachten veilig te stellen en hij was dan niet te beroerd hard en meedogenloos te opereren, evenmin als hij extra soldaten nodig had of spionnen afstrafte. Net zoals de Britten behandelden ook de Amerikanen hun krijgsgevangenen soms slecht; ook zij brandden dorpen en akkers van tegenstanders en ‘neutrale’ kolonisten plat en veroorzaakten zo willens en wetens hongersnood.

Schending van de mensenrechten

De oorlog ging in de heroïsche verhalen om het vestigen van een vrij en liberaal bewind, maar legerleider Washington en zijn mannen schonden regelmatig wat we nu mensenrechten noemen. Dit betrof ook de oorspronkelijke bewoners van het land. Beide partijen probeerden ze over te halen hun kant te kiezen en haalden soms hard uit als ze daar niet in slaagden, tot moordpartijen aan toe. De oorspronkelijke bewoners hadden het meest te verliezen bij een triomf van de Amerikaanse rebellen, die immers vanwege hun landhonger de bergketen de Appalachen dreigden over te steken en hun grondgebied in te nemen. De Britten hadden hun juist beloofd dat ze de Amerikanen op hun plek ten oosten van de bergen zouden houden.
 

De wraakzuchtige figuren verwijzen waarschijnlijk naar de zegevierende Amerikanen die, na het winnen van de oorlog in 1781, vaak de eigendommen van Britse loyalisten in beslag namen, hen vaak ook gevangen zetten en zelfs aanvielen. William Humphries, The Savages Let Loose or the Cruel Fate of the Loyalists (1783). Bron: The MET (PD)
Een Britse spotprent. De wraakzuchtige figuren verwijzen waarschijnlijk naar de zegevierende Amerikanen die, na het winnen van de oorlog in 1781, vaak de eigendommen van Britse loyalisten in beslag namen, hen vaak ook gevangen zetten en zelfs aanvielen. William Humphries, The Savages Let Loose or the Cruel Fate of the Loyalists (1783). Bron: The MET (PD)

 

Dit was een van de redenen voor de Amerikaanse kolonisten om in opstand te komen tegen het Britse gezag. Een soortgelijk scenario voltrok zich in het geval van slaafgemaakten. De Britten beloofden de vrijheid aan hen die aan Britse kant meevochten; de Amerikaanse revolutionairen deelden vooral harde straffen uit als deze zwarte Britse soldaten in hun handen vielen.

Een treurige burgeroorlog vol wetteloos geweld

Het beeld van de Amerikaanse Revolutie als een eensgezinde en nobele opstand in naam van vrijheid en democratie is vergruisd. De meeste onderzoekers benadrukken nu dat het oude aureool onterecht is: het was een treurige burgeroorlog vol wetteloos geweld. Episch was de strijd niet, eerder vuil. Zowel de Engelse als de Amerikaanse leiders probeerden in een soort propagandaoorlog groepen in de samenleving tegen elkaar op te zetten.

Voor mensen die de rebellie niet hadden gesteund, bleek het aan het eind van de strijd te onveilig: ongeveer 100.000 mensen die aan de Brits-koloniale kant waren blijven staan (zo’n 3 à 4 procent van de bevolking), vluchtten weg uit de nieuwe, ‘vrije en gelijke’ natie. Onder hen waren ongeveer 3000 al dan niet vrijgemaakte slaafgemaakten. Samen met de Britse troepen vertrokken deze zogeheten loyalisten naar Canada, het Verenigd Koninkrijk en elders.

De zinvolle en terechte correcties op het beeld van de Amerikaanse Revolutie zijn des te overtuigender aangezien zij vraagtekens plaatsen bij de heroïsering van figuren zoals George Washington zonder hen te demoniseren. Zoals Joseph Ellis in zijn His Excellency George Washington (2004) laat zien, werd Washingtons bekwaamheid als militair leider al in zijn eigen tijd betwijfeld maar hij viel niet geheel van zijn voetstuk.

Serieuze Amerikaanse lezers kunnen er echter niet meer omheen: het idee van Amerikaans ‘exceptionalisme’ is afdoende onderuitgehaald. De ‘founders’ van de Verenigde Staten hoorden tot een veel breder internationaal netwerk en waren niet de uitzonderlijke helden die nationalistische terugblikken van hen gemaakt hebben. Wreedheden waren ook in Amerika aan de orde van de dag; oorlogsmisdaden ontsierden ook deze omwenteling. En net als bij andere conflicten duurde het jaren voordat de slachtoffers daarvan in historische onderzoek recht werd gedaan – als dat al gebeurde.

Dit wil echter niet zeggen dat de recente studies over de Amerikaanse omwenteling zaligmakend zijn. Door de neiging vooral de negatieve kanten van de strijd centraal te stellen, laat de nieuwe geschiedschrijving soms een van de belangrijkste vragen met betrekking tot de Founding Fathers liggen: waarom vocht men eigenlijk? De aanval op Amerikaans ‘exceptionalisme’ duwt de belangrijke discussie over politieke vertegenwoordiging en democratie, die wel degelijk onderdeel was van de strijd, naar de achtergrond.

 

Dit artikel verscheen eerder in Geschiedenis Magazine 2018-7.

Ben je nog geen abonnee van Geschiedenis Magazine? Word ‘t dan nu!

Delen: