De twee gezichten van Zwitserland in de Tweede Wereldoorlog

Zwitsers klopten zich na de oorlog op de borst dat hun land zich had ingezet voor vluchtelingen en dat het neutraal was gebleven. Maar dat ideaalbeeld is doorgeprikt. In 2002 concluceerde een regeringscommissie onder meer dat het land te ver was gegaan in zijn economische relaties met nazi-Duitsland en dat het vluchtelingenbeleid fundamentele humanitaire principes had geschonden. Hoe reageerde Zwitserland op de grote toestroom van vluchtelingen voor en na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog?

‘Kin omhoog, meisje! Je bent nu in Zwitserland. Je bent vrij.’ Met die woorden verwelkomde politiecommandant Paul Grüninger in 1938 een Joods kind in het kanton Sankt Gallen. De agent ging lijnrecht in tegen de maatregelen die zijn land had genomen om de aanzwellende stroom Joodse vluchtelingen buiten de deur te houden. Zwitserland was al sinds jaar en dag neutraal tijdens conflicten, wat het land tot toevluchtsoord voor vluchtelingen had gemaakt. Dit gold ook voor de ongeveer tweeduizend Joden die na Hitlers machtsovername in 1933 een veilig heenkomen in buurland Zwitserland hadden gezocht. Dat aantal steeg echter snel kort na de Anschluss op 12 maart 1938, waardoor Oostenrijk onderdeel werd van het Derde Rijk. Tegen de tienduizend mensen dienden zich aan, wat de Zwitsers teveel vonden worden. De Zwitserse Bondsraad, de federale regering, besloot die zomer daarom de grenzen met het Derde Rijk helemaal dicht te gooien voor Joodse vluchtelingen. Duitse en Oostenrijkse Joden kregen daartoe vóór de grens al een ’J’ in hun paspoort gestempeld.

Grüninger legde zich hier niet bij neer. Samen met een groep boeren, herbergiers, socialisten en leden van de Joodse gemeenschap, vervalste hij de papieren van Joodse vluchtelingen waarmee ze konden aantonen dat ze vóór 12 maart 1938 in Zwitserland waren gekomen. Dat gaf hun recht op opvang. Ze redden door dit verzet duizenden levens, maar Grüninger verloor na verraad door de Duitsers een jaar later zijn baan én zijn pensioen. In 1939 legde een rechtbank hem een torenhoge boete op waardoor hij berooid achter bleef.

 

Kaart van de situatie in 1941-2 (Wikimedia Commons).
 

‘De boot is behoorlijk vol’
Politieke vluchtelingen waren ook tijdens de Tweede Wereldoorlog nog welkom, maar de Zwitserse autoriteiten kwamen in de zomer van 1942 tot de conclusie dat het land om militaire, politieke en economische redenen geen extra vluchtelingen meer kon opnemen: mensen die op drift waren geraakt vanwege hun ras, etniciteit of geloof bleven voortaan buiten, op enkele uitzonderingen na. Tienduizenden kregen nul op het rekest toen zij zich meldden aan de Zwitserse grens.

Minister van Justitie Eduard von Steiger verdedigde dit strenge beleid in hetzelfde jaar tijdens een bijeenkomst van gereformeerde jongeren. Volgens hem was het onvermijdelijk dat ‘wie het bevel voert over een kleine reddingsboot die al behoorlijk vol is, met een beperkte capaciteit en met een even beperkte hoeveelheid proviand, terwijl duizenden slachtoffers van een gezonken schip schreeuwen om gered te worden, hard [zal] lijken als hij niet iedereen kan meenemen’.

Desondanks ving Zwitserland uiteindelijk bijna driehonderdduizend vluchtelingen op. Het land leefde de regels tijdens de oorlog niet continu strikt na, vooral niet in zeer schrijnende gevallen, en kantons hadden hierin een zekere vrijheid. Een derde van de ontheemden waren militairen van de strijdende partijen; Zwitserland was volgens de Haagse Conventies uit 1907 verplicht hun onderdak te bieden. De rest waren burgers, onder wie zo’n 21.000 Joden die vaak in één van de tientallen interneringskampen belandden. De overheid scheidde hen onder meer af uit angst voor politieke en sociale onrust: een deel van de Zwitserse bevolking toonde zich namelijk antisemitisch, terwijl er ook bezorgdheid bestond voor voedselgebrek en het verlies van controle in eigen huis. Het kampleven draaide om orde en discipline in vaak barre omstandigheden. Vluchtelingen moesten op het land werken en in de bouw en industrie. De kosten van de opvang kwamen voor rekening van maatschappelijke organisaties uit Joodse én niet-Joodse hoek.

Gemobiliseerde Zwitserse militairen in Wallis in 1943. Zwitserland verklaarde zich neutraal op 31 augustus 1939 en kondigde meteen de mobilisatie af ( ETH-Bibliothek Zürich, Bildarchiv / Fotograf: Witmer, Hans / Dia_338-117 / CC BY-SA 4.0). 
 

Economisch ingeklemd
De ironie wil dat de mensen die de grond in Duitsland te heet onder de voeten was geworden, door hun verplichte arbeid in Zwitserland ook bijdroegen aan de oorlogseconomie van het nazirijk dat ze nu juist waren ontvlucht. De economie van beide landen was nauw verbonden. Zwitserland was van oudsher sterk afhankelijk van de internationale handel: het haalde inkomsten uit de export, maar was voor brandstoffen, voedsel en grondstoffen afhankelijk van import. Door de Tweede Wereldoorlog kwam het land economisch tussen twee vuren te liggen.

Zwitserland benadrukte na de oorlog de onafhankelijkheid die het land had weten te bewaren ondanks de druk van de strijdende partijen. Vanaf de jaren ’60 bekritiseerden wetenschappelijke publicaties, boeken en documentaires dat ideaalbeeld van neutraliteit en humaniteit steeds meer. Wil je meer weten over Zwitserland in de Tweede Wereldoorlog? Je leest het in het het nieuwe nummer van Geschiedenis Magazine. Meld je uiterlijk vrijdag 5 april aan als abonnee, dan krijg je het aprilnummer thuisgestuurd. Vanaf 18 april vind je het nummer ook in de winkel of kun je het online bestellen.

Delen: